‘Daarom schenk ik nu elke donderdag als vrijwilligster koffie in het Wereldhuis, een veilige plek voor ongedocumenteerden. Het belangrijkste is: er gewoon voor ze zijn. In het begin heb je niet meteen door wat er schuilgaat achter al hun vriendelijkheid. Maar als je de mensen wat beter leert kennen, voel je hun angst, het geworstel, het verdriet.
Laatst snauwde ineens een van hen tegen me: geef me thee. Ik zei lachend dat hij dat wel wat aardiger mocht vragen. Kom, zei ik, er ligt daar een puzzel van duizend stukjes, laten we die gaan maken. Eerst wilde hij niet, maar uren later stond hij nog over de puzzel gebogen.
In het Wereldhuis heb ik gesprekken met mensen die ik anders nooit zou ontmoeten. We wisselen uit hoe we naar de wereld kijken. We vertellen elkaar onze levensverhalen. In die ontmoetingen leer ik hen beter kennen, maar ook mezelf. Door uit mijn bubbel te komen, zie ik meer van de wereld. Er valt zo veel te ontdekken in andere mensen. Het mooie is: uiteindelijk hebben we meer met elkaar gemeen dan dat we verschillen.
Toen ik met die jongen over de puzzel gebogen stond, gebeurde er iets bijzonders. Het was een puzzel van de aarde en de dieren die op de verschillende plekken leven. Zijn blik verzachtte, de zware frons verdween. Hij ging helemaal op in dat moment. Er kwam rust. Dat beeld van wij tweeën, daar in stilte, de wereld in elkaar leggend, stukje voor stukje… Dat moment zal ik nooit vergeten.’