Wat is het probleem?
De afgelopen decennia is de groep dak- en thuisloze mensen veranderd. Nieuwe groepen zijn bijvoorbeeld jongeren, vrouwen, arbeidsmigranten of economisch dakloze mensen. Deze groepen worden in de huidige monitoring niet of onvoldoende meegeteld. Experts, opvangorganisaties en beleidsmakers geven aan dat de schattingen van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) slechts een deel van de werkelijke situatie weergeven. Dit is in de eerste plaats een probleem omdat dus niet duidelijk is wat de werkelijke omvang is van de groep dak- en thuisloze mensen. In de tweede plaats kent dak- en thuisloosheid vaak verschillende fases die elkaar snel kunnen opvolgen: verblijf bij vrienden, in een vakantiewoning, in de noodopvang en op straat wisselen elkaar af. Een beleid gericht op voorkomen en uitbannen van dakloosheid vraagt om een brede definitie en bijbehorende meting.
Onze methode: tellen op basis van ETHOS
We maken bij onze telling gebruik van de ETHOS classificatie, die in Europa wordt gezien als de best onderbouwde en meest gezaghebbende manier om dakloosheid te meten. ETHOS staat voor ‘European Typology of Homelessness and Housing Exclusion’ en is in 2006 in Vlaanderen ontwikkeld door Prof dr. Koen Hermans van de Katholieke Universiteit (KU) Leuven. De methode gaat uit van een eendaagse telling in een gemeente of regio, een zogenoemde point-in-time-meting. Alle organisaties of mensen die in aanraking komen met dak- en thuisloze mensen vullen op de dag van de telling vragenlijsten in over mensen die vallen in de ETHOS categorieën. Naast gemeentelijke diensten en de maatschappelijke opvangorganisaties doen bijvoorbeeld ook inloophuizen, ervaringsdeskundigen en ziekenhuizen mee zodat ook minder zichtbare groepen geteld worden. In samenwerking met de Koning Boudewijnstichting (KBS) is de telling inmiddels in diverse steden en regio’s in België uitgevoerd.