‘Toen ik thuiskwam, kon ik nauwelijks ophouden met lezen over wat ik had gehoord. En toeval of niet: ze zochten er een nieuw bestuurslid. Zonder loon, want iedereen is er vrijwilliger. Dít wilde ik doen, hier kon ik van betekenis zijn. Er was geen enkele aarzeling, geen enkele ja-maar. Wat ik wel wist: we hebben het thuis goed, van meer geld word ik echt niet nog gelukkiger. Maar dit, dit was waar ik al een tijdje naar verlangde, maar waar het maar niet van kwam.
Het is misschien wel mijn mooiste baan tot nu toe. Met ruim 12.000 vrijwilligers willen we er ook in coronatijd voor zorgen dat mensen in nood te eten hebben. Het gaat om 35.000 huishoudens, dat zijn in één jaar 151.000 mensen. Een hele opgave. Het aantal zal naar verwachting groeien, nu meer mensen in de problemen raken. Tegelijkertijd zijn er vrijwilligers die moeten stoppen, omdat zij zelf kwetsbaar zijn en besmet kunnen raken. Als ik ’s avonds in bed stap, voel ik hoe fijn het is om samen op elkaar te letten. Om voor elkaar te zorgen. Om te delen wat je hebt of wat je kunt.
Ik hoop dat deze tijd – hoe moeilijk ook – mensen ertoe aanzet om meer naar elkaar om te zien. Ik merk dat ik bijna niemand meer hoef te overtuigen van die urgentie. Alleen al dát is iets om dankbaar voor te zijn. Ik ben dat. Iedere avond weer.’