In Ter Apel wachtte me slecht nieuws: geen visum. Italië was het eerste Europese land waar ik aankwam, dus daar moest ik naar terug. Maar ook daar wilden ze me niet, wist ik. Het werk dat me hier beloofd was, bleek een illusie. Ik werkte zwart voor die ‘toerist’, zonder er zelf iets mee op te schieten. In Amsterdam vond ik tijdelijk onderdak in een kraakpand. Bij wat volkstuintjes in de buurt bood ik mijn hulp aan. Een vriendelijke vrouw zorgde ervoor dat ik daar af en toe werk kreeg. En later gaf ze me een kamer, waar ik voor nu mag blijven. Zonder haar hulp leefde ik nu op straat.
Omgekeerde wereld
Mijn werk breidde zich uit, maar altijd zwart. In de bouw, als schilder, als schoonmaker, afwasser of kok. Ik haalde zelfs mijn vorkheftruckcertificaat bij een private school, omdat je daarvoor geen papieren nodig hebt. Nu probeer ik mijn eigen bedrijf op te zetten. Als ik daarmee genoeg verdien om voor mezelf te zorgen, kan ik naar de IND stappen. Ik moet bewijzen dat ik hier niet ben om uitkeringen te trekken. Het is een krom systeem: onder de radar moet ik een succesvol bedrijf runnen voordat ik in aanmerking kom voor werkpapieren. Ik moet werken zonder te mogen werken. Dat is de omgekeerde wereld.