Thuis is wat ik mis zodra ik er niet ben

‘Het koffieservies. Dat is alles wat ik nog heb van thuis. Als ik het vasthou, zie ik mezelf weer als jongetje. Ik ruik de koeien, het versgemaaide gras. Ik voel de gezelligheid, het zorgeloze. Ik zie mijn ouders, mijn zusjes, mijn broer. Ik hoor ons lachen. Maar het land waar mijn thuis was, bestaat niet meer. Het is kapotgeschoten in de oorlog. Nu is Utrecht mijn thuis. Dat is de plek die ik mis zodra ik er niet ben.’

Mirsad

Mirsad

Ontvluchtte het geweld in voormalig Joegoslavië. Hij was toen 21. Als vrijwilliger helpt hij al jaren mensen die dak- en thuisloos zijn. Intussen volgt hij een studie. Het is onzeker of Mirsad hier mag blijven. Hij woont al 28 jaar in Utrecht.

‘Mijn land bestaat niet meer. Het is weg. Het was het land waar we ooit als goede buren met elkaar woonden. Maar in één nacht zag ik alles veranderen. Mensen kunnen beestachtig zijn. Dagenlang verstopte ik me voor alles waar ik nooit meer aan wil denken. Ik ben gevlucht. De weg naar Nederland was zo lang. Drie maanden heb ik erover gedaan. En toen kwam ik hier. Ik had niks, maar ik had wel mijn vrijheid.

In Utrecht, waar ik asiel aanvroeg, ontmoette ik op een dag een Nederlandse vrouw. We waren jong en zo verliefd. We kregen twee kinderen, we trouwden en er kwam een derde. Wanneer de problemen begonnen zijn? Ik weet het niet. Misschien had ik niet voor een paar maanden terug moeten gaan naar Bosnië. Ik wilde mijn oude vader nog één keer zien. Ga vooral, zei ze. Toen ik thuiskwam, paste mijn sleutel niet meer in het slot. Een vreemde man deed open. Mijn gezin woonde er niet meer.

De gemeente vertelde dat mijn vrouw van mij was gescheiden. Ik begreep het niet. Ze woonde twee uur reizen van Utrecht, de stad waar we al die jaren samen waren geweest. Ik kreeg het adres en ging er direct naartoe. Mijn vrouw schrok en draaide zich om. De kinderen sprongen in mijn armen. Ze vroegen me: ga je nu nooit meer weg? Ik beloofde ze dat ik de volgende dag weer zou komen. Maar ik had nauwelijks geld en geen idee hoe het nu verder moest. Zes dagen ben ik in de buurt van mijn kinderen gebleven. Dan stond ik ’s morgens weer voor de deur om ze te zien. ’s Nachts sliep ik op straat of in de opvang. De zevende dag werd ik opgepakt door de politie. Mijn vrouw had aangifte gedaan van ernstige bedreiging. Later begreep ik waarom: zo stond ze sterk om het gezag over onze kinderen te krijgen.

Vanaf dat moment was ik alles kwijt. Mijn huis. Mijn thuis. Mijn gezin. Mijn leven. Ik droomde van mijn kinderen die op mijn bed sprongen als ik wakker werd. Mijn vrouw zei: het kan me niet schelen. Wat ik toen nog niet wist, was dat het moeilijkste nog moest komen. Ik bleek geen recht te hebben om hier te blijven en werd op het vliegtuig gezet naar het land dat niet meer mijn thuis was. Ik ben er drie dagen geweest. De vierde dag was ik weer in Utrecht. Al sturen ze me naar het einde van de wereld, ik zal altijd weer naar huis komen. Utrecht is mijn thuis, mijn kinderen zijn mijn thuis.

Zeven jaar was ik dakloos. Ik sliep op straat, in het park, onder de verwarmingsbuizen van winkelcentrum Hoog Catharijne. Je voelt je niemand, je hebt niks. Geen jas die je kan beschermen als de kou aan je botten knaagt. Je kunt je nog nauwelijks mens voelen. Of ik bang was? Nooit. Waar moet je bang voor zijn als je alles bent kwijtgeraakt? Als je niets meer te verliezen hebt?

Inmiddels woon ik 28 jaar in Utrecht, maar mijn leven is nog steeds onzeker. In 2024 verloopt mijn tijdelijke verblijfsvergunning. Slapen is moeilijk. Het is de stress. Ik voel ook schaamte omdat ik in deze situatie zit. Ik voel wanhoop. Mijn vrijheid is als een gevangenis. Ik durf zelfs niet weer verliefd te worden, want misschien moet ik straks weer weg.

Voormalig Joegoslavië was ooit mijn thuis. Het enige wat ik nog heb van toen is dit koffieservies. Het staat in mijn keukenkastje. Soms doe ik dat open om ernaar te kijken. Ik zie dan het dorpje waar we woonden. Ik ruik de koeien en het versgemaaide gras. Ik zie ons huis dat is platgebrand in de oorlog. Ik hoor de stem van mijn moeder die in de oorlog is vermoord. Ik hoor onze lach en de verhalen van vroeger. Maar die herinneringen kan ik nauwelijks vasthouden. Soms moet je dingen vergeten om verder te kunnen in je leven.

Nu is Utrecht mijn thuis. Ik ben ermee vergroeid. Ik hou van FC Utrecht. Ik hou van de stad die al zo lang een thuis voor me is. Ik hou van al die mensen die me zo geholpen hebben en de mensen die ik nu zelf help. Ik kan niet langer dan drie dagen weg, zo groot is mijn verlangen naar deze plek. Zonder mijn thuis kan ik niet leven. Hier heb ik een deur om achter me dicht te trekken. Hier kan ik even mijn spullen laten, eten maken, douchen, slapen en uit het raam over de stad kijken. Hier kan ik aan de keukentafel leren uit mijn studieboeken. Hier kan ik nadenken over hoe ik andere mensen kan helpen. Zonder thuis is mijn leven ondenkbaar.’

Niemand kan zonder thuis

Een dak boven je hoofd, voldoende geld om van te leven en het diepe besef dat je erbij hoort. Kansfonds helpt thuisgeven. Net zo lang tot iedereen een thuis heeft.

Lees meer thuisverhalen

Tekst door Cecile Vossen, beeld door Ringel Goslinga.