Telling dak- en thuisloosheid – ervaringen in België

Sinds 2020 voeren onderzoekteams van LUCAS KU Leuven en UCLouvain CIRTES in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting (KBS) tellingen dak- en thuisloosheid uit. Het project realiseert vergelijkbare cijfers over de omvang van dak- en thuisloosheid en de profielkenmerken van de doelgroep. Dit met als doel om dakloosheid in België te bestrijden. Kansfonds en de Hogeschool Utrecht halen de telling naar Nederland door te starten in twee pilotgemeenten. We spraken met Caroline George (KBS) en onderzoeker prof. dr. Koen Hermans van KU Leuven over hun ervaring in België.

Waarom zijn jullie begonnen met de tellingen?

“In 2014 werd in België op beleidsvlak beslist dat het in kaart brengen van dak- en thuisloosheid noodzakelijk is om een effectief en gecoördineerd beleid te kunnen voeren. Er werd opdracht gegeven voor het uitwerken van een federale monitoringstrategie van dak- en thuisloosheid. Het organiseren van uniforme tellingen was één van de speerpunten van de uitgewerkte strategie. De voorstellen bleven echter dode letter en werden door beleid niet omgezet naar de praktijk. De Koning Boudewijnstichting heeft toen voorgesteld aan het onderzoeksteam, onder leiding van prof. dr. Koen Hermans, om de voorgestelde methodologie van tellingen uit te proberen op kleinere schaal. Zo kon de haalbaarheid en effectiviteit van deze tellingen aangetoond worden met als doelstelling toe te werken naar tellingen op grotere regionale en federale schaal”.

Waar zijn inmiddels tellingen uitgevoerd?

“In de eerste telling eind 2020 is geteld in de steden Aarlen, Luik, Gent en in de provincie Limburg. Een jaar later is een gelijkaardige oefening in de steden Charleroi, Namen, in de regio Zuid-West-Vlaanderen en de zone rond Vilvoorde uitgevoerd. De resultaten van de tweede ronde zijn in maart 2022 gepresenteerd. Door de tellingen hebben we geleerd hoe we de methode kunnen toepassen en optimaliseren. Daarmee kunnen we in 2022 opschalen naar zeven regio’s en steden in Vlaanderen, de Duitstalige gemeenschap en twee regio’s in Wallonië. Daarnaast zijn we verheugd dat de telling ook in Nederland toegepast gaat worden”.

De manier waarop je iets meet bepaalt hoe je ernaar kijkt, hoe je er een mening over vormt en hoe je ermee omgaat. We waren in onze regio vragende partij om mee te werken aan de telling dak- en thuisloosheid, omdat we geloven dat we vanuit wetenschappelijke gegevens moeten vertrekken om een degelijk beleid ter bestrijding van dak- en thuisloosheid te voeren.

Katrien Loos projectmedewerker Sociaal Huis Vilvoorde

Wat zijn de belangrijkste conclusies na de tellingen?

“We hadden verwacht meer mensen te tellen dan tot nu toe in beeld waren. Maar we zien elke keer weer dat het aantal getelde personen opvallend hoger is dan verwacht. De telling brengt een veel groter deel van de ijsberg in beeld. Bovendien doorbreken de tellingen het stereotype beeld van een alleenstaande man met verslavingsproblematiek. Dé dakloze persoon bestaat niet. Het gaat om kinderen, jongeren, mannen, vrouwen, mensen geboren in België, vluchtelingen met en zonder verblijfsrecht. We zien dat mensen op straat, in de noodopvang of opvang voor thuislozen ruw geschat slechts een derde uitmaken van de totale populatie.

Ten tweede valt op dat dak- en thuisloosheid geen louter grootstedelijk fenomeen is. Ook in kleinere steden zoals Aarlen bevinden zich mensen in situaties van dak- en thuisloosheid. Het aantal dak- en thuisloze mensen in kleinere gemeenten is lager, ook in relatieve zin, maar dat betekent niet dat ze er niet zijn. Slapen in de openbare ruimte is zeker in de grotere steden in België nog steeds een realiteit. Maar de groep mensen die tijdelijk bij familie en vrienden verblijft is in alle regio’s de grootste groep binnen de totale populatie.

Ten derde zien we gemeenschappelijke trends in de steden, maar zijn er ook lokale verschillen. Bijvoorbeeld door de aanwezigheid van specifieke diensten zoals een psychiatrische instelling of gevangenis. Ook kenmerken van de regio zoals de aanwezigheid van veel arbeidsmigranten zorgen voor verschillen”.

De problematiek van dak- en thuisloosheid is aanwezig op alle grondgebieden, ook die van kleinere steden. De zichtbare dak- en thuisloze personen die op straat leven zijn slechts het topje van de ijsberg.

Jean-Michel Balon Algemeen Directeur Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Aarlen

Was het moeilijk om gemeenten te vinden?

“Door het netwerk van Koen Hermans en het feit dat de Koning Boudewijnstichting een gekende organisatie is was het niet moeilijk om gemeenten te vinden. De telling levert waardevolle beleidsinformatie op voor gemeenten om dakloosheid terug te dringen. Maar het vraagt ook moed van bestuurders. Lokale besturen stellen zich kwetsbaar op door te tellen en deze resultaten ook publiek te maken. Tellen vergt dus politieke moed. Het is een uiting dat lokale besturen de problematiek serieus nemen en aan willen pakken”.

De telling biedt een duidelijk zicht op de omvang en samenstelling van dak- en thuisloosheid in Gent. Dit zijn essentiële data om het Gentse dak- en thuislozenbeleid verder vorm te geven.

Thomas Maeseele Regisseur dak- en thuislozenbeleid Gent

Wat zijn de belangrijkste tips voor onze telling in Nederland?

“De belangrijkste succesfactor is de medewerking van alle diensten. Uiteraard de schepenen (wethouders) en OCMW (maatschappelijk opvang) maar ook tal van andere organisaties en mensen die in contact zijn met dak- en thuisloze mensen. Hoe talrijker en diverser de verschillende diensten die mee tellen, hoe meer puzzelstukken bij elkaar gelegd kunnen worden die een meer volledig beeld schetsen van de problematiek. We zien dat de telling in veel gemeenten ook een beweging in gang brengt om meer geïntegreerd samen te werken.

Daarnaast is anonimiteit cruciaal. De eerste belangrijke voorwaarde om een telling te kunnen organiseren is het feit dat deze onder geen beding schade mag berokkenen aan de dak- en thuisloze personen die geteld worden. In dit opzicht is het belangrijk dat een onafhankelijke en betrouwbare partner zoals een universiteit, die strikt ethische processen moet hanteren, de gegevens verzamelt en bewerkt. De overheden hebben op geen enkel moment toegang tot deze gegevens en kunnen dus onmogelijk personen identificeren. Dit is des te belangrijker omdat er met geanonimiseerde codes gewerkt wordt om dubbeltellingen te vermijden”.