Als de familie Blokhuis vroeger na de kerkdienst naar huis liep, wandelde er steevast nóg iemand mee. Dat was Aad. Een verstandelijk gehandicapte man, die op zondag altijd een kop koffie kwam drinken. In de woonkamer zette hij dan zélf een lp’tje op met klassieke muziek. ‘Aad was kind aan huis’, vertelt Paul Blokhuis (57). ‘We hoefden niet eens te vragen of hij meeging, hij was er gewoon.’ De demissionair staatssecretaris groeide op in een groot gezin van acht kinderen. Zijn vader was predikant bij de gereformeerde kerk in hun woonplaats Schiedam. Paul heeft goede herinneringen aan die tijd. ‘Al werd ik als puber ook wel eens gek van die zoete inval bij ons thuis. Aad was namelijk niet de enige die langskwam. Er was voor iedereen plek.’ Zo kwam het geregeld voor dat na Aad de volgende gasten alweer op de stoep stonden. En met de thee ook weer bezoek binnendruppelde. Het was niet gauw te veel voor zijn ouders. ‘Toch verzuchtte mijn vader op een avond in het gebed aan de eettafel: “Heere God, wilt U met ons zijn als we vanavond wéér visite krijgen.” Wij schoten toen met z’n allen ontzettend in de lach. Mijn vader zag er ook wel de humor van in, een hilarisch en bijzonder moment. Normaal gesproken moest het gebed toch altijd sereen verlopen.’
‘Nee’ zeggen bestond niet
De ouders van Paul offerden best veel van hun privéleven op voor de naastenliefde. ‘Bij mijn vader ging dat soms zó ver, dat hij onze zomer-vakantie afblies voor een sterfgeval in de kerkelijke gemeente. De vakantie was voor ons het hoogtepunt van het jaar. Vaak gingen we twee weken naar een huisje in Duitsland. Je kunt je voorstellen dat wij echt niet vrolijk waren als dit gebeurde. Het betekende: spullen pakken en naar huis. Het leerde mij dat aan geven een bepaalde grens zit. Je moet tenslotte wel energie overhouden om voor anderen klaar te staan. En ook durven aangeven wanneer er te veel van je gevraagd wordt. Dat is natuurlijk lastig. Ik zeg nu soms: “Op deze manier heb je het meeste aan me, dan kan ik mijn volle energie geven.” Mijn ouders cijferden zichzelf weg. “Nee” stond niet in hun woordenboek.’

Het lot van domineeskinderen
De rol van de familie Blokhuis in het dorp speelde daarin ook een grote rol. ‘Onze pastorie was een glazen huis. Er werd ontzettend naar ons gezin gekeken: geven jullie wel het goede voorbeeld? Als mijn jongste broer een keer op zondag ging schaatsen op het kanaal, werd daar gelijk schande over gesproken. Op zondag schaatsen! Mijn ouders moesten mijn broertje dan tot de orde roepen. “Je kan dat maar beter niet doen als dat mensen verdrietig maakt”, zeiden ze dan. Ik weet dat meerdere domineeskinderen hier wel onder geleden hebben. Al heb ik het zelf niet als grote last ervaren. Mijn broers en zussen ook niet. We praten nog vaak over vroeger. Hoe het was om kinderen van de dominee te zijn en altijd braaf te moeten leven. Maar ja, ondertussen schopten wij natuurlijk ook wel eens een bal door de ruit.’
Werk en gezin combineren
Toch ging Paul – of hij nou wil of niet – steeds meer op zijn vader lijken. ‘Ik ben een pleaser, net als hij.’ In 2006 werd hij wethouder in zijn woonplaats Apeldoorn. Een publieke functie. Daarom besloot hij: vanaf nu sta ik altijd klaar voor mijn stadsgenoten. ‘Ik ging elke zaterdag werken. Mijn vrouw zei na verloop van tijd: overdrijf je niet een beetje? Ik realiseerde me dat elke keer als ik “ja” zeg tegen m’n werk, ik “nee” zeg tegen mijn gezin. Daar hebben we goede gesprekken over gevoerd. Daarna besloot ik om alleen nog de zeswekelijkse piketdienst in het weekend te doen. Dat heb ik ook redelijk volgehouden. Maar het kostte wel moeite, want grenzen aangeven én ze duidelijk communiceren is nog steeds niet mijn sterkste kant.’