Wéér haar spullen pakken en wéér wennen aan een nieuwe woonplek. Dit riedeltje herhaalde zich voor Vaishnawi de afgelopen jaren veertien keer. ‘Op mijn vijfde werd ik uit huis geplaatst. Sindsdien ging ik van pleeggezin naar pleeggezin. Mijn moeder heeft nooit geleerd om voor zichzelf te zorgen. Logisch dat ze dat ook niet voor mij kon’, vertelt Vaishnawi. ‘Ik leefde als een robot zonder emoties of enig gevoel van eigenwaarde.’
Op haar achttiende verjaardag hield jeugdzorg op. ‘Omdat er geen betaalbare kamers waren, kwam ik op straat te staan. Drie jaar lang sliep ik op de bank bij vrienden.’ Toen Vaishnawi ook nog haar ID-kaart verloor, was het drama compleet. Ze moest met haar studie stoppen omdat ze geen woonadres had en kon om diezelfde reden geen nieuw identiteitsbewijs aanvragen.
Een lichtpuntje was haar vrijwilligerswerk voor het Straat Consulaat. Later bleek dit zelfs haar redder in nood. ‘Ik had geen perspectief en raakte verslaafd aan lachgas. Bij elk ballonnetje hoopte ik dat het mijn laatste zou zijn. Na drie maanden dacht ik: dit kan zo niet meer.’ Ze vroeg om hulp bij het Straat Consultaat. Op eigen kracht kickte Vaishnawi af en zette ze zich vier dagen per week in voor dak- en thuislozen. ‘Sinds kort ben ik daar in dienst én heb ik een huis. Helemaal voor mezelf. Ik voel me eindelijk waardig.’