Thuis is het land dat ik nooit meer zal zien

‘Ik mis het land dat mijn thuis was. We woonden in de bergen, waar ik zorgde voor mijn vader, voor het gezin. Het leven was goed en ik was gelukkig, tot ik moest vluchten. Laatst heb ik mijn dorp getekend. Ons huis. De dieren. De planten. Ons leven. Mijn hart huilt. Alles wat ik achterliet, is daarop te zien. Zo hou ik vast wat ik voor altijd ben kwijtgeraakt.’

Joseph

Verliet Syrië toen het geweld steeds dichterbij kwam en hij zijn leven niet zeker was. In Nederland nam zijn bestaan een drastische wending. Hij raakte dakloos. Mensen ontmoeten en uitdagingen aangaan: zo zorgt hij ervoor dat hij niet te ver vooruitkijkt. Anders zou hij de moed verliezen.

‘Laatst heb ik mijn dorp getekend. Drie jaar geleden ging ik er weg. Ik mis mijn dorp met heel mijn hart. Ik mis mijn land. Ik mis mijn familie. Ik heb het allemaal achter moeten laten, op de vlucht voor het geweld in Syrië. Het leven is eenzaam nu. Ik heb geen thuis en ik slaap in de nachtopvang omdat er geen huis is. Als ik in het park ben of op straat, hoop ik dat iemand mij groet.

We kregen in Nederland een woning toegewezen: mijn vrouw, onze kinderen en ik. Zij wonen daar nog. We zijn gescheiden na een jaar, want het respect verdween. Ik kon niet meer werken en geen geld verdienen. Mijn lijf was op, het werd ziek. Dat verandert veel in een relatie, de liefde verdween. Het leek me daarom beter om weg te gaan. Maar ik had niet gedacht dat er zo lang geen huis te vinden zou zijn. Het is moeilijk. Mijn kinderen wonen vlak bij de nachtopvang. Mijn ex-vrouw zegt tegen de kinderen: als je je vader wilt zien, dan kun je met hem afspreken in het park.

Als ik naar mijn tekening kijk, zie ik de ploeg die ik samen met mijn vader maakte. Daarvoor gebruikten we hout uit het bos waar de herten zich schuilhouden. Ik zie ons samen werken, op het land. Ik kan nog de aarde ruiken zoals alleen de aarde kan ruiken na een langverwachte regenbui. Ik zie de oven van klei waarin we ons eigen brood bakten. En de moestuin waar alles groeide wat we nodig hadden. Wat te veel was, verkochten we op de markt. En om bij te verdienen werkte ik als kok in de stad. Zo zorgde ik voor mijn gezin, voor mijn vader die ziek werd, voor mijn moeder en mijn zussen.

Het leven zoals het was, maakte me gelukkig. Mijn vader en ik waren altijd samen, onze band werd nog sterker toen mijn moeder overleed. Hij was als een broer voor mij. Anderhalf jaar geleden is hij overleden. Ik kon niet naar hem toe in Syrië om hem nog één keer te zien. Hij stierf en ik kon niet bij hem zijn. Ik was ziek van verdriet. Ik mis hem heel erg. Maar ik ben hem ook heel dankbaar om alles waarmee hij mij heeft grootgebracht.

Als kind was ik niet als de andere kinderen in het dorp. Terwijl iedereen zijn schooldiploma haalde, werkte ik op het land om mijn vader te helpen. Daar werd over gepraat in het dorp en dat deed mijn vader pijn. Mijn vader zei: ik ga geld lenen zodat jij les kan krijgen. Dat hoeft niet, zei ik tegen mijn vader: ik ga dat diploma halen zonder naar school te gaan. De dagen waren lang en zwaar. Ik werkte en studeerde hard, zonder het huis te verlaten. En ik haalde het diploma. Blij sloeg mijn vader me op de schouder en nam mij mee naar de mensen in het dorp. En hij zei: kijk, dit is mijn zoon. Hij heeft zijn diploma gehaald, zelfs zonder naar school te gaan.

Ik deed het zodat mijn vader trots op mij zou zijn. Maar ik wist toen nog niet dat het me leerde om door te zetten in het leven. Om niet op te geven. Om erin te geloven dat ik alles kan bereiken, als ik maar wil. Sinds ik in Nederland ben, heb ik zo veel geleerd. Ik had nog nooit getekend en ik maak nu tekeningen die mijn herinneringen vasthouden. Ik sprak alleen Arabisch, maar nu ook Nederlands. Ik leer van andere mensen over hun land en cultuur. Ik doe mee aan optredens om mijn levensverhaal te vertellen. En als vrijwilliger in de moestuin leer ik anderen hoe zij het beste de grond kunnen bewerken. Elke uitdaging ga ik aan.

Het huis in mijn dorp is verlaten nu. Een van mijn zusjes woont er nog in de buurt. Zij stuurt me vaak takjes van de hysop die ooit groeide in onze tuin. Ze plukt ze voor mij. Van de blaadjes maak ik thee, zoals we dat vroeger ook deden. Het is de thee die ruikt naar thuis en naar het land dat ik nooit meer zal zien. Want daar is niks meer om naar terug te gaan, niemand meer voor wie ik hoef te zorgen. Er zijn alleen nog de herinneringen. Alles wat ik achterliet, heb ik getekend. Zo hou ik voor altijd vast wat ik ben kwijtgeraakt.’

Niemand kan zonder thuis

Een dak boven je hoofd, voldoende geld om van te leven en het diepe besef dat je erbij hoort. Kansfonds helpt thuisgeven. Net zo lang tot iedereen een thuis heeft.

Lees meer thuisverhalen

Tekst door Cecile Vossen, beeld door Ringel Goslinga.