Thuis is ondanks alles toch een kans krijgen

‘Als ik droom van een thuis, zie ik me samen met mijn vriendin. We hebben kinderen. Ik hoor hun voetjes dribbelen over de vloer. Ze roepen me omdat ze me nodig hebben. Ik zal ze liefdevol bij de hand nemen om te ontdekken welke kansen het leven biedt en hoe je die kunt omarmen. Ook als je een keer iets niet goed hebt gedaan. Want ook dan verdien je een kans.’

Tarik

Weet nauwelijks nog wat een thuis is. Bijna de helft van zijn leven heeft hij in een jeugdinrichting en in de gevangenis gezeten. Vaak droomt hij van een thuis. Of is het een nachtmerrie? Want hoewel Tarik al een jaar vrij is, zit hij gevangen in een uitzichtloze situatie zolang hij geen eigen honk heeft.

‘Ik vertel je mijn verhaal. Niet omdat het fraai is, want dat is het niet. Maar omdat het me misschien helpt om verder te komen. Ik ben dertig. En bijna de helft van mijn leven heb ik vastgezeten. Ik heb veel kansen verprutst en veel domme dingen gedaan. Een jaar ben ik vrij nu. Ik doe er alles aan om een goed mens te zijn en ga moeilijkheden uit de weg. Soms schrik ik van mezelf hoe goed dat gaat. Maar het is ook moeilijk, zonder thuis.

Ik was altijd een boefje, zo’n kind dat veel kattenkwaad uithaalde. Tot ik op mijn twaalfde ruzie kreeg met een klasgenoot en uit nijd zijn jaszakken leeghaalde. Dat werd gezien als straatroof, ik kreeg anderhalve maand jeugddetentie. Daar belandde ik tussen jongens die gewapende overvallen hadden gepleegd en vastzaten voor geweldpleging. Toen ik even later op een gestolen scooter werd aangehouden, nam mijn leven een enorme wending. Volgens jeugdzorg lag het aan mijn ouders. Ze zijn niet goed geïntegreerd, ze spreken de Nederlandse taal niet goed en geven te weinig tegenwicht, zo was de conclusie. En de rechter oordeelde dat ik meer discipline en intensieve begeleiding nodig had.

En zo belandde ik voor behandeling in een jeugdinrichting die uiteindelijk is gesloten vanwege z’n omstreden aanpak. Het ging er heel heftig aan toe met hun militaire aanpak. Je liep er in uniform en deed iemand iets verkeerd, dan werd je als groep gestraft. De droppings waren het ergste. Dan werd je ’s nachts uit je cel gehaald, geboeid en geblinddoekt afgevoerd, en met een kompas in je handen ergens in je eentje de bus uitgeduwd. Ik was nog maar veertien.

Ik ben vaak weggebleven tijdens proefverlof en dan ging ik weer de fout in. Achteraf snap ik dat beter. Als ik tóch al zwaar was gestraft voor iets wat niet in verhouding was met wat ik had gedaan, dan kon ik er net zo goed mee doorgaan. Zo dacht ik. Ik denk ook dat ik als kind helemaal geen behandeling heb gehad, maar dat ik vooral ben gestraft. Ik werd alleen maar harder. Mijn lontje werd korter. Mijn boosheid groeide. Het werd van kwaad tot erger.

Ik ben in al die jaren dat ik vastzat veel misgelopen, ik heb veel moeten missen. De tijd staat stil, terwijl de klok verder tikt. Het leven gaat aan je voorbij. Het moeilijkste was dat degenen die je helpen, vaak de hoop op voorhand al hadden opgegeven. Zo van ‘steek je energie vooral niet in zo’n jongen als Tarik, die komt toch weer vast te zitten.’ En het erge is: zo loopt het dan ook. Je gaat je gedragen naar het beeld dat mensen van je hebben. Uiteindelijk heb ik voor van alles en nog wat vastgezeten.

Ik ben nu al een tijd vrij, maar ik zit gevangen in de hele situatie. Ik heb geen diploma’s. Ik heb geen dak boven mijn hoofd. En als ik al werk krijg, hou ik het vaak niet langer vol dan een paar maanden omdat ik dakloos ben. Er is geen moment om tot rust te komen. Je bent de hele dag bezig om een slaapplek voor de nacht te ritselen. En als dat niet lukt, ben je ’s nachts op straat: en maar lopen, lopen, lopen tot het licht wordt. Het is zwaar.

Ik mis een thuis heel erg. Een plek waar je rustig de deur achter je dicht kunt doen, waar je even tot jezelf kan komen. Ik dróóm ook vaak van een thuis. Dan zie ik me samen met mijn vriendin, we hebben kinderen. Ik zie me wakker worden omdat een van de kleintjes huilt en me nodig heeft. Ik hoor hun voetjes dribbelen over de vloer. Maar soms is die droom een nachtmerrie, omdat ik niet zou weten hoe ik mijn droom kan laten uitkomen. Ik wil zo graag een leven zoals ieder ander. Maar dat vraagt om een kans. Voor mij is die kans een thuis, de basis om eindelijk een leven op te kunnen bouwen.

Ik heb veel geleerd van het leven. Eén ding weet ik zeker: alleen straffen werkt niet. Ik ben mijn hele leven liefdeloos gestraft. Ik zou mijn kinderen dat niet aandoen. Ik zou ze juist bij de hand nemen. Ik zou ze helpen ontdekken welke kansen er zijn in het leven en hoe je die kunt omarmen. Ook als je een keer iets niet goed hebt gedaan.’

Niemand kan zonder thuis

Een dak boven je hoofd, voldoende geld om van te leven en het diepe besef dat je erbij hoort. Kansfonds helpt thuisgeven. Net zo lang tot iedereen een thuis heeft.

Lees meer thuisverhalen

Tekst door Cecile Vossen, beeld door Ringel Goslinga.