Thuis is op de schouders van mijn vader

‘Ik had nooit gedacht dat ik mijn thuis zou kwijtraken. Toch is dat wat er gebeurde. Ik kon alleen nog maar huilen, alles was ik kwijt. Vaak kwam het beeld in me op van mij als ukkepuk, hoog op de schouders van mijn vader. Niks kon mij gebeuren, terwijl ik uitkeek over de wereld. Je veilig weten. Dat verdwijnt zo gauw er geen thuis meer is.’

Aukje

Raakte drie jaar geleden haar thuis kwijt toen haar ouders overleden. Het huurcontract stond op hun naam, en van de woningbouwvereniging moest ze eruit. Aukje belandde op straat. Letterlijk. En daarna werd het leven niet veel beter. Tot ze een eigen plek vond, waar ze op adem kan komen.

‘Denk maar niet dat ik me zonder slag of stoot op straat heb laten zetten. Het ging om mijn thuis. Ik woonde er al twintig jaar, bij mijn ouders in. Ik zou ze tot aan hun dood verzorgen, dat was hun diepste wens. Ze wilden thuisblijven tot op het laatst. Met heel veel liefde heb ik ze verzorgd. Al snel na hun dood meldde de woningbouw dat ik eruit moest: het huurcontract stond op naam van mijn ouders. En aan mij hadden ze geen boodschap. Maar waar moest ik heen? Uiteindelijk hebben ze me na twee jaar eruit gezet.

Ik raakte in die twee jaar behoorlijk wanhopig. Nergens kon ik woonruimte vinden en er was geen verhuurder die me zag zitten omdat ik geen vast inkomen had. Bovendien had ik nog een ander probleem: ik bleek een ernstige vaataandoening te hebben. Werken zat er voor mij niet meer in. Lang had ik het vertrouwen dat het allemaal wel goed zou komen. Dat er uiteindelijk wel een woonplek zou zijn. Want iemand op straat zetten, zoiets leek me ondenkbaar.

Toch is dat wat er gebeurde. Het is alsof al je denken dan in één klap stilvalt. Je bent in shock en je weet werkelijk niet wat je moet doen. Ik stond voor de deur van de nachtopvang, met de vraag of er misschien plek voor me was. En ik kon alleen maar huilen. Eerlijk gezegd weet ik nog weinig van die tijd daar, de wanhoop was te diep, de herinneringen heb ik doorgeknipt. Het enige lichtpuntje was dat ik samen met een andere vrouw die dakloos was op een goed idee kwam. Als we nou eens samen iets gingen huren? En dan niet in de randstad, maar in Friesland?

En zo vertrokken we, met het beetje aan spullen wat ik nog had. Lang verhaal kort: dat ging niet goed. We hadden er niet aan gedacht dat mijn uitkering kwam te vervallen omdat we gingen samenwonen. En ik kreeg daarvan de schuld. Woest was ze dat ik nauwelijks wat kon bijdragen. Zo mocht ik nog wel naar de wc, maar niet de wasmachine gebruiken. Al het eten haalde ze uit de keukenkastjes en verstopte ze in haar slaapkamer. De ene dag negeerde ze me, de andere dag schold ze me de huid vol. Ik durfde nauwelijks nog van mijn slaapkamer te komen. En toen, op een dag, heeft mijn nicht, samen met een paar stevige mannen, mij daar uit huis gehaald.

Het heeft weken geduurd voor ik niet meer van elk geluid schrok. Dat ik niet meer in paniek achterom keek als iemand mij naderde. Dat ik niet alles en iedereen voortdurend in de gaten hield. Met dank aan de fijne plek die ik nu heb. Voor drie jaar woon ik in een appartementje van een stichting die een vangnet vormt voor mensen zoals ik – die tussen wal en schip zijn gevallen.

De ellendige tijd heeft ook iets moois gebracht: ik woon in Friesland. Dat ik er niet eerder aan heb gedacht om hier naartoe te komen. Want hier ben ik thuis. Het is de geboortegrond van mijn moeder. Waar ik ook kom, herken ik wel iets van onze bezoekjes van vroeger. Het bakkerswinkeltje van mijn oom dat nu leeg staat. De kerk er tegenover. Ik vind het fijn dat het graf van mijn opa en oma nabij is. En ik voel mijn moeders aanwezigheid; ze zou het prachtig hebben gevonden dat ik nu thuis ben waar zij dat ook ooit was. Alles hier voelt als een warme deken.

Nu het rustig wordt in mijn bestaan, is er weer tijd voor herinneringen. Mijn nichtje zoekt de foto’s voor me op van thuis, die ik zelf niet meer heb. Soms, als ik op de bank zit, hoor ik in gedachten de stem van mijn moeder, die elke avond om klokslag acht uur riep: ‘Aukje, koffie!’ Wat het meeste thuis was, staat niet op de foto, maar zal ik nooit vergeten. Dat was op de schouders van mijn vader. Eindeloos vaak tilde hij me erop als ukkepuk, hij was bijna twee meter. Niks kon mij gebeuren, terwijl ik uitkeek over de wereld. Alles zou goedkomen, veiliger kon ik me niet voelen. Die herinnering aan thuis heeft me vaak op de been gehouden.’

Niemand kan zonder thuis

Een dak boven je hoofd, voldoende geld om van te leven en het diepe besef dat je erbij hoort. Kansfonds helpt thuisgeven. Net zo lang tot iedereen een thuis heeft.

Lees meer thuisverhalen

Tekst door Cecile Vossen, beeld door Ringel Goslinga.