Hoe het vroeger thuis was, weet ik niet meer zo goed. Kerst, Sinterklaas – we hebben het vast gevierd, maar ik ben het allemaal vergeten. Ik denk omdat ik er niet aan herinnerd wil worden. Het is te pijnlijk. Ik heb ook niks van huis meegenomen: geen familiefoto’s, geen kindertekeningen. Soms, als ik televisie kijk en SpongeBob komt voorbij, dan zie ik mezelf weer even zitten op de bank thuis met een bakje cornflakes. Dat weet ik nog, dat was nog wel leuk.
Op mijn derde al vond iedereen mij een rotjoch. Je gaat dat op een gegeven moment zelf ook geloven. Nou was ik ook niet echt makkelijk. Ik deed van alles wat niet mocht en ik had gedragsproblemen. Familietherapeuten, medicatie, voogden, speciaal onderwijs – ik heb de hele rambam meegemaakt. Toen ik 15 was, werd ik uit huis geplaatst. Dat was op een hoogst ongelukkig moment: de nieuwe vriend van mijn moeder trok bij ons in. Hij erin, ik eruit, zo voelde dat.
Toen op mijn achttiende mijn indicatie verliep en ik weg moest uit de jeugdinstelling, was er nergens plek voor mij. Ook niet bij mijn moeder waar ik op de stoep stond. Ze zei: je staat er nu alleen voor – en ze deed de deur weer dicht. Ik vond ergens een kamer, raakte die al snel kwijt door onenigheid met de huisbaas en belandde op straat. Tien maanden heb ik rondgezworven. Ik sliep in parkeergarages, in de trein of in tuinen van mensen. Dan klom ik ‘s nacht over de schutting en ging ik liggen in een tuinstoel of op een bankje. Soms zelfs onder het slaapkamerraam van gezinnen die ik niet kende, maar waar ik best wel even bij had willen horen.
Toen op een dag mijn moeder en haar vriend op vakantie gingen, heb ik de huissleutel gekregen van mijn broertje. Dan kon ik weer even thuis slapen. Maar de buurvrouw – die op het huis paste – zag me liggen op de bank en belde mijn moeder. Ze kwamen halsoverkop terug uit Frankrijk, ze moeten heel hard gereden hebben toen. De vriend stormde woest naar binnen, greep me met twee handen bij de keel, mijn moeder keek toe. Dat was het moment dat ik mijn moeder voor altijd ben kwijtgeraakt. Ook het laatste draadje dat ons ooit verbond, brak toen. En ik heb mezelf beloofd: als ik zelf ooit kinderen krijg, dan heb ik ze onvoorwaardelijk lief. Ik zal ze altijd helpen, ook al snap ik niks van wat er met ze is. Ze mogen altijd naar huis komen.
Ik ben nu 22. Een woonplek vasthouden kan ik heel moeilijk, eigenlijk heb ik nooit geleerd hoe dat moet. Ik weet ook niet altijd even goed hoe ik voor mezelf kan zorgen. Anderen leren dat in het alledaagse, thuis. Daar word je klaargestoomd voor het leven, waarbij je steeds wat meer verantwoordelijkheden krijgt. Ik ben dat misgelopen. Ik heb alles alleen moeten doen en ontdekken.
Twee jaar geleden ontmoette ik Nancy, zij is mijn coach. Maar eigenlijk is ze als de moeder die ik heb gemist. Ze knokt voor me, ze staat naast me, achter me. Ze helpt me dingen te regelen en is liefdevol streng. Ze weet hoe ze me het beste kan helpen en wat ik nodig heb, omdat ze me écht ziet. Je moet jezelf kunnen redden, zegt ze vaak. Zelfredzaam, zo noemt ze dat, ik vind het een mooi woord. En dat is waar ze me mee helpt: met mezelf redden, met mezelf te redden. Met mijn leven weer op poten krijgen. Mijn weg vinden. Mijn dromen najagen. Een thuis vinden.
Een jaar geleden heb ik de opleiding voor ervaringsdeskundige afgerond. Wat er ook gebeurt: ik ga jongeren helpen die meemaken waar ik doorheen ben gegaan. Maar eerst moet ik mijn eigen leven op orde krijgen; ik moet eerst mezelf helpen, maar ik ben er bijna. Mijn plan is om een opleiding te doen en om heel veel geld te verdienen. Daarmee ga ik een maatschappelijke opvang beginnen voor jongeren die vastlopen. Zoals ik ooit vastgelopen ben.
Ik kan niet meer ongedaan maken wat er is gebeurd in mijn leven, maar ik kan er wel iets goeds mee doen. Ik wil het gat vullen dat achterblijft in je leven als je geen thuis hebt. Ik wil jongeren laten voelen wat het met je doet als er een hand is die de jouwe even vasthoudt. En hoe fijn het is als er iemand aan je denkt en naar je omziet. Want dat is thuis. Maar dat zal je nooit te weten komen als je geen thuis hebt.