Thuis is waar je stem gehoord wordt

‘Mijn man verstikte me. Hij sneed me af van alles en iedereen om me heen. Hij isoleerde me, omdat hij bang was dat ik hem zou verlaten. Ik ben vernederd, gebruikt. Nu ben ik dakloos, maar ik kan eindelijk leven. Ik ben vrij. Iedere dag ontmoet ik lieve mensen die mij zien en met wie ik mijn verhaal kan delen. Ik kan ademhalen. Ik kan groeien. Ik kom eindelijk weer thuis.’

Halima

Ontvluchtte haar huwelijk. Ze is nu met drie tassen voortdurend onderweg en probeert uit alle macht haar leven op te bouwen. Haar droom is weer een eigen dak. Ze leert haar kinderen om niet het meest waardevolle in je leven kwijt te raken: jezelf.

‘Ik had een droom. Daarvoor kwam ik naar Nederland, om te studeren. Tijdens mijn studie moest ik door omstandigheden een tijdje terug naar Tanzania. Toen ik hier weer kwam om verder te gaan met mijn studie, bleek alles weg te zijn. De school was failliet, ik was mijn woonruimte kwijt. En toen kwam ik mijn man tegen. Hij heeft me geholpen en bood me onderdak aan.

Op een dag zei hij: Halima, als je in Nederland wil blijven, heb je een man nodig. Mijn hart was er nog niet klaar voor, maar mijn hoofd zei: Halima, doe maar, blijf bij hem. Zo naïef. Ik weet niet eens wanneer onze relatie echt begon. Ik rolde in een leven met hem. We zijn getrouwd, er kwamen kinderen. Ik had nooit gedacht dat er zou gebeuren wat er is gebeurd.

Achttien jaar ben ik samen geweest met een man die ik niet kende. Maar hij mij des te meer. Hij wist precies waar mijn zwakke plekken zaten. Ik voelde de ongelijkwaardigheid, elke dag. De vernederingen. Het misbruik van zijn macht. Hij hield mij klein. Ik had de taal geleerd, het inburgeringsexamen gedaan en ik had een Nederlands paspoort. Maar ik kon nauwelijks ergens heen. Alles gaf discussie en heel veel stress. Ik denk dat hij bang was: als ik haar de ruimte geef om te groeien, dan ben ik haar kwijt.

Ik ben heel eenzaam geweest. Alle deuren gingen dicht. Ik mocht geen contact hebben met anderen, ik raakte de mensen kwijt. Ook mijn man kwam steeds meer in een isolement; al jaren is hij werkloos. In al die jaren heb ik zijn beste vrienden misschien twee keer op bezoek gezien. We hadden het krap. Om rond te komen sprong mijn familie in Afrika vaak bij met geld. Ik voelde me ook niet meer veilig bij hem, ik sliep in de kelder. Hulp zoeken durfde ik niet meer. Hij zei: als we dat doen, raken we de kinderen kwijt.

Begin dit jaar had ik de moed. Ik heb gezegd: ik moet bij jou weg, ik hou dit niet vol, ik kan zo niet leven. De mediator zei dat ík beter weg kon gaan omdat een vrouw eerder kans maakt op huisvesting als ze op straat komt te staan. Dat was geen goed advies. Ik raakte dakloos, de kinderen zijn bij hem. Om de week ben ik in het huis waar de kinderen opgroeien. Niet omdat ik daar wil zijn, maar om voor ze te zorgen. Hij gaat dan weg. In het huis is geen plek voor mij, ik slaap bij de kinderen of op de bank. De andere week leef ik een dakloos bestaan. Alles wat belangrijk is, zit in drie tassen, ik ben voortdurend onderweg. Van caravan naar tent. Of ik slaap op de bank bij twee vrouwen in de buurt, die mij helpen en mijn vriendinnen zijn geworden.

Toch gaat het veel beter met mij dan toen ik nog bij hem was. Het leven was bijna uit mij verdwenen. Ik was zó de weg kwijt. Ik was aan het verdrinken en had niks om me aan vast te houden. Nu kan ik weer ademen. Ik kom weer thuis bij mezelf, bij de sterke Halima die ik achttien jaar geleden was. Ik hoor mijn vader in gedachten zeggen: Halima, jij hebt alles wat nodig is in het leven. Ik wist toen niet wat hij bedoelde, nu wel: ik ben sterk, ik kan alles aan wat ik op mijn pad tegenkom. Wat helpt is om van uur tot uur te leven. Als ik te ver vooruitkijk, zal ik vallen. Binnen dat uur zie ik zoveel mogelijkheden, is het leven zo mooi. Ik vertrouw erop dat dit het begin is van een prachtige toekomst, voor mij en mijn kinderen.

Ik heb geen huis, maar voel me wel thuis. Ik ben vrij, ik leer hoe alles werkt, ik word steeds wijzer, ik ontmoet zoveel lieve mensen met een groot hart. Ik dacht dat niemand mij zag, maar iedereen ziet mij – en ik zie mezelf nu ook. Ik voel me gehoord. Ik groei en bloei. Maar het is ook pijnlijk. Ik weet nu dat ik achttien jaar ben kwijtgeraakt. Daarom heb ik ook veel haast om me te ontwikkelen. En om ook mijn kinderen te redden uit hun verstikkende bestaan.

Als ik om de week in het huis ben, probeer ik de kinderen een thuis te geven. We maken het gezellig. Als ze uit school komen, springen ze gelijk uitgelaten op en neer: mama zullen we muziek maken? Dan zetten we de muziek op, zingen we loeihard mee en dansen we als gekken. Net zoals ik dat vroeger thuis deed. Daar leerden we hoe belangrijk het is om te zingen en te dansen. Je bent dan even helemaal jezelf. Je vergeet even alles om je heen.

Ik wil mijn kinderen meegeven dat je moet blijven dromen. Altijd. Want zolang je blijft dromen, kun je het meest moeilijke volhouden. Die les kreeg ik mee van mijn vader. Dus laat ik mijn kinderen groot dromen. Ik wil ze ook graag leren dat ze altijd hun best moeten doen, om niet kwijt te raken wat het meest waardevolle is in het leven: jezelf.’

Niemand kan zonder thuis

Een dak boven je hoofd, voldoende geld om van te leven en het diepe besef dat je erbij hoort. Kansfonds helpt thuisgeven. Net zo lang tot iedereen een thuis heeft.

Lees meer thuisverhalen

Tekst door Cecile Vossen, beeld door Ringel Goslinga.