De woonproblemen van Nikki begonnen toen Kiki een paar maanden oud was. Veel eerder dan verwacht moest de alleenstaande moeder haar tijdelijke woning uit. ‘Mij was verteld dat ik drie tot vijf jaar in dat huis zou kunnen blijven voordat het gesloopt zou worden. Prima, dacht ik, ik sta nu ongeveer vijf en een half jaar ingeschreven voor een sociale huurwoning dus dat komt wel goed.’ Maar de plannen veranderden en na nog geen jaar stond Nikki op straat. Met haar dochtertje. ‘Achteraf is mij verteld dat ik toen eigenlijk al bezwaar had moeten maken. Want ook al heb je een tijdelijk huurcontract, dat mag nooit de reden zijn dat een kind op straat komt te staan. Maar ja, wist ik veel. Ik dacht: ik heb er zelf voor gekozen om tijdelijk te huren en vond mezelf naïef omdat ik had geloofd daar jaren te kunnen wonen.’
Van de ene slaapplek naar de andere
Nikki kon eerst een tijdje bij vriendinnen terecht. ‘Maar met een kind van een paar maanden is dat niet te doen.’ Ze besloot bij haar vader en zijn gezin in te trekken, op een uur rijden van haar werk, de kinderopvang en haar sociale leven. ‘Toen heb ik nog een fout gemaakt. Ik heb me gewoon netjes ingeschreven bij mijn vader. En dan zeggen de instanties: je hebt toch een dak boven je hoofd? Dat is waar, maar ik sliep wel negen maanden in de woonkamer op een matrasje.’
Nikki schat dat ze in negen maanden tijd op 800 woningen heeft gereageerd, van sociale huur tot particulier. ‘Ik viel overal precies tussenin. Ik verdiende net te weinig om in de vrije sector te huren. Het enige wat ik kon betalen was een studiootje of iets met één slaapkamer, maar daar mocht ik dan weer niet met mijn kind gaan wonen. Dus ik zat helemaal vast.’