‘Mijn vader zei vaak als in een ademhaling: er zijn alleen maar mensen. Daarin schuilt een enorme sociale betrokkenheid. En wat is dat dan: mens-zijn? Ik ben erachter gekomen dat ik voor die zoektocht alles wil offeren. Het is mijn drive. Ik noem het mijn doorlopend gesprek met het leven. Ik realiseer me wie ik ben, juist door in contact te zijn met de ander. Door de ogen van de ander spiegel ik mezelf. Dat is een groot geschenk.
Wat me intrigeert, is dat we graag naar de ander reiken en tegelijkertijd huiver kunnen voelen om beschadigd te raken. Zo zijn er nog steeds mensen die bang zijn om naar de Bijlmer te gaan, wegens de echo van oude verhalen. Dat moet ontiegelijk veel pijn doen in de harten van degenen voor wie er wordt teruggedeinsd. Zelf richt ik me juist op waar zich de huiver aandient. Ik wil doorgronden hoe ik me verhoud tot de ander, wie ik ben als ik handel uit huiver. Door daarnaar te kijken leer ik veel over mezelf.’