Een onsje meer vertrouwen graag

Jarenlang doet Roeland van Geuns onderzoek naar kansenongelijkheid in Nederland. Nu staat de Lector Armoede Interventies aan de vooravond van een gedurfd project. De centrale vraag: wat gebeurt er als je belangeloos geld geeft aan arme huishoudens? Samen met Kansfonds start hij dit najaar het onderzoek ‘Gewoon geld geven’.

Welk droomonderzoek zou je nog eens willen uitvoeren? Het is een vraag waar de ogen van menig onderzoeker van gaan fonkelen. Zo ook die van Roeland van Geuns, toen Kansfonds hem deze vraag voorlegde. ‘Verschillende buitenlandse onderzoeken laten zien dat arme mensen die  onvoorwaardelijk geld krijgen, en zélf mogen bepalen hoe ze dat besteden, hun leven vaak zelf op de rit krijgen. Daarom ben ik ongelooflijk benieuwd welk effect een vergelijkbaar project in Nederland heeft.’ De komende twee jaar zullen het uitwijzen: dan voert Roeland het onderzoek ‘Gewoon geld geven’ uit, samen met zijn collega’s en Kansfonds. Het is voor het eerst dat dit in Nederland wordt onderzocht.

Gebrek aan vertrouwen

Het onderzoek gaat Roeland aan het hart. In de afgelopen tien jaar als Lector Armoede Interventies merkte hij op dat er iets wezenlijks mis is met ons sociaal domein. En dan met name met het vertrouwen van de overheid in burgers. ‘De overheid heeft de afgelopen jaren zoveel drempels ingebouwd om een uitkering of toeslag aan te vragen, dat een fout al snel gemaakt is’, vertelt Roeland. ‘Je moet een berg bewijsmateriaal aanleveren waar je u tegen zegt. Als expert in armoede kan ik wel stellen dat dit soort voorzieningen niet toegankelijk zijn voor de mensen die het zo hard nodig hebben. Met als gevolg dat mensen financiële ondersteuning mislopen. We kunnen toch niet van iedereen die laaggeletterd of minder begaafd is verwachten dat ‘ie zelfstandig de toeslagen correct aanvraagt? En als ‘ie dat verkeerd doet, hem of haar meteen beschuldigen van fraude? Uitvoerings- organisaties zijn tegenwoordig ingericht op wantrouwen, terwijl al ruim twintig jaar uit onderzoek van het CBS blijkt dat maar een kleine vier procent moedwillig misbruik maakt van sociale voorzieningen. Het is vreemd dat we ons sociaal domein inrichten op die kleine groep. Elke organisatieadviseur raadt aan om een bedrijf juist in te richten op de gróótste groep klanten. En de rotte appels? Die probeer je op te sporen en aan te pakken. Maar niet andersom.’

Roeland van Geuns, staand bij stoplicht

De meeste mensen zijn te vertrouwen

Roeland illustreert zijn punt door een vergelijking te maken met de reisverzekering. ‘Stel je voor: je bent op vakantie en je camera wordt gestolen. Dan meld je dat bij je reisverzekeraar en ontvang je vaak in korte tijd een vergoeding op je bankrekening. Kijk, als jij ieder jaar je camera “kwijtraakt” komt er natuurlijk wel een vlaggetje achter je naam te staan. Het is logisch dat er consequenties verbonden zijn aan slecht gedrag. En we moeten niet ontkennen dat er mensen zijn die zich calculerend gedragen. Maar dit systeem is in principe gebaseerd op vertrouwen, en op het geloof dat de meeste mensen deugen. Eén van de redenen waarom veel mensen de overheid niet meer vertrouwen, is omdat de overheid hén niet vertrouwt. Vind je het gek dat iemand die door de toeslagenaffaire totaal vermalen is, geen énkel vertrouwen meer heeft in de overheid? Om vertrouwen te krijgen, moet je ook vertrouwen geven.’

‘De controlemechanismen die de overheid heeft opgetuigd kosten ontzettend veel geld. Ik weet dat veel mensen daardoor een baan hebben. Maar we blijven toch niet zo streng controleren om alleen maar die banen in stand te houden? Dan kunnen we het geld net zo goed geven aan mensen met weinig inkomsten. Zij gaan dat geld vervolgens uitgeven, zodat er elders weer nieuwe banen ontstaan.’

Winst voor de maatschappij

Het idee van belangeloos geld geven is gedurfd. Tegenstanders van dit soort onderzoeken vinden gratis geld onrechtvaardig of naïef. ‘Je kan het ook onrechtvaardig vinden dat sommige mensen met minder kansen aan het leven beginnen dan anderen, omdat hun (voor)ouders het ook niet breed hadden’, zegt Roeland. En of het naïef is? ‘Dat moet het onderzoek uitwijzen. Uit voorgaande onderzoeken in het buitenland is in ieder geval geen enkel bewijs dat deelnemers het geld vergokken of verdrinken. Er zullen ongetwijfeld gezinnen zijn die het geld niet op de meest verstandige manier uitgeven. Maar ons project is geslaagd als het een groot deel van de deelnemers lukt om met dat extra geld hun leven wat beter op de rit te krijgen. Daar profiteert de maatschappij uiteindelijk ook van. Als onze hypothese klopt, is belangeloos geld geven goedkoper dan een team hulpverleners aan het werk houden. En bovenal een stuk humaner.’

Kansenongelijkheid is iets dat we in woord niet met elkaar willen. Maar in daden blijkt dat heel anders te zijn.

Roeland van Geuns Lector Armoede Interventies, Hogeschool van Amsterdam

De gouden lepel en de paplepel

Roeland groeide op in een welgesteld gezin. Zijn vader was longarts en zat in het internationaal bestuur Van Amnesty International. Opkomen voor onrecht kreeg Roeland met de paplepel ingegoten. Beide ouders hielden zich fanatiek bezig met mensenrechten en gingen regelmatig de straat op om te protesteren. ‘Bij mijn vader was die strijd tegen onrecht diepgeworteld. Hij woonde in 1941 in Nederlands-Indië en is tijdens de Japanse bezetting vastgezet in een “jappenkamp”. Ook al praatte mijn vader niet veel over die periode, toch voel ik dat dit zijn permanente strijd voor rechtvaardigheid heeft gekenmerkt.’

Het activisme sloeg al snel over op Roeland. Op de middelbare school liep hij mee in demonstraties tegen de Vietnamoorlog, en later, tijdens zijn studententijd in Amsterdam, ging hij de straat op voor de invoering van abortus en allerlei andere maatschappelijke kwesties. ‘Mijn vader gaf me al op m’n twaalfde de volledige tekst van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens te lezen. Dat was zijn “bijbel”. Zijn werk heeft op mij als kind een diepe indruk gemaakt. Zo was hij bijvoorbeeld ook vertrouwensarts van politiek gevangenen bij Amnesty. Zijn boodschap was helder: ieder mens heeft gelijke rechten.’

Achterstand ontstaat in de wieg

En die boodschap tekent ook Roelands carrière. Al ruim tien jaar onderzoekt hij aan de Hogeschool van Amsterdam hoe kwetsbare mensen wél gelijke kansen kunnen krijgen. ‘Want er is een enorme kansenongelijkheid in Nederland, ondanks dat we leven in een meritocratie’ (red.: een samenleving waarin je sociale status wordt bepaald door je prestaties en capaciteiten, en niet door overgeërfde macht). Uit recent onderzoek van de Erasmus School of Economics blijkt dat kinderen van armere ouders al in de eerste levensjaren een achterstand oplopen. In de jaren daarna kampen ze vaker met overgewicht, een taalachterstand en psychische of sociale problemen dan kinderen van rijke ouders. Een ongelijke start, die hun kansen daarna alleen nog maar ongelijker maakt.’

‘Het is mijn grootste drijfveer om onderzoeken als ‘Gewoon geld geven’ te doen. Want kansenongelijkheid is iets dat we in woord niet met elkaar willen. Maar in daden blijkt dat heel anders te zijn.’

Meer weten?

Wil je meer lezen over ons programma Gewoon geld geven?

Ga naar de programmapagina
cover Mede 3 2021

Mede lezen?

Het interview met Roeland van Geuns komt uit ons kwartaalmagazine Mede Mogelijk Maken. Wil je meer inspirerende verhalen lezen en op de hoogte blijven van onze projecten? We sturen het magazine graag aan je toe.

Vraag een proefexemplaar aan