‘De moeder van mijn kinderen was de liefde van mijn leven. We zijn elkaar kwijtgeraakt, ergens onderweg. Op een dag kwam dat pijnlijke besef: het is beter om te gaan. Ik ging. Maar er was niks om naartoe te gaan. Dus sliep ik bij vrienden op de bank, bij mijn moeder, in de hangmat op mijn atelier.’
Nergens thuis
‘Vanaf dat moment was ik constant onderweg met mijn tas vol spullen. Intussen zocht ik eindeloos naar de woonruimte die er niet is. Dat pendelen doet veel met je. Het geeft onrust. Je bent overal welkom, maar je komt nooit ergens thuis. Mijn grootste angst? Dat gaandeweg alles zou instorten – werk, inkomen, ikzelf.’