‘Zo had ik ineens twintig man om voor te koken. Ik dacht: nu wordt mijn keuken wel een beetje klein. Sindsdien mag ik van de woningbouw in de buurtkamer koken, een ontmoetingsplek met keuken. We brengen nu zeventig mensen in de buurt eten. In het begin bracht ik het rond op de scootmobiel van Kees, mijn vriend, die heeft last van zijn knie. Maar nu brengen vijf fietsers de maaltijden voor me weg.
We krijgen van alles toegestopt. Vorige week kwam er een leverancier met een enorme hoeveelheid oesterzwammen. Of ik daar wat mee kon. Even dacht ik: oh jee. Maar eigenlijk kan ik van alles wel wat maken. Gisteren kwam er twintig kilo bonen binnen. Ik heb die samen met Kees de hele avond voor de televisie zitten doppen.
Na het overlijden van mijn man, jaren geleden, bleef ik achter met een enorme schuld en met een medicijnverslaving. Ik ben toen veel kwijtgeraakt, ook mezelf. Op een dag zei mijn zoon: als ik straks kinderen krijg, zou ik die nooit aan jou toevertrouwen. Toen knakte er iets in me. En ik dacht: nu klim ik hieruit.
Inmiddels pas ik op mijn kleinkinderen. En binnenkort trouw ik met mijn vriend Kees. Door er te zijn voor anderen wil ik laten zien: er is hoop. Ga nooit in de put zitten, je kunt eruit komen. Kijk maar naar mij.’