‘Ik was enorm in de war toen ik hier aankwam. Tijdens de gesprekken met de IND vertelde ik mijn verhaal. Maar mijn hele lichaamstaal was één en al stress. Mijn ogen schoten alle kanten op, van links naar rechts. Mijn handen waren rusteloos. Ik kon nauwelijks stilzitten. Ik zag ze kijken naar hoe ik me gedroeg. Ze geloofden niet dat ik de waarheid sprak, mijn aanvraag werd afgewezen. In de vijf jaren die er volgden, heb ik hulp gehad om de gebeurtenissen te verwerken. Een jaar geleden vertelde ik de IND precies hetzelfde verhaal, maar dan rustig. Ik heb nu een verblijfsvergunning.
In mijn thuisland was ik IT’er. Ik had er een eigen bedrijf. Vanwege mijn geloof maakte ik deel uit van een minderheidsgroep. Ik liet mijn stem horen, samen met anderen. Onze kritiek had een hoge prijs. Op een dag drong de politie mijn huis binnen. Ik kan niet vertellen wat er daarna gebeurde, het is te heftig, dat verhaal wil niemand lezen. Ik ben gevlucht. Alles liet ik achter: mijn familie, mijn huis, mijn vrienden, mijn land. Het was een tocht vol wreedheden. Door de bossen, over zee. Toen ik in Nederland aankwam, kreeg ik onderdak in een voormalige gevangenis. Ik was zo dankbaar, eindelijk een veilige plek.