”We hebben vaak snel een oordeel over de ander. Het is ook zo makkelijk om te zeggen: eigen schuld, ga eerst maar stoppen met die alcohol, krijg je leven eens op de rit. Maar het kan iedereen overkomen. We hoeven ons echt niet beter te voelen dan de ander. Ik ben graag bij mensen van de straat: ik zoek ze op, waar en hoe ze ook zijn. Ik kan daar niet mee stoppen. Dit ben ik, Lucy. Ik vind mensen mooi, in al hun kwetsbaarheid. Júíst in hun kwetsbaarheid. Je hoeft echt niet – zoals ik – gelovig te zijn om naar anderen om te zien. Het enige wat telt, is dat je oprecht bent en dat de ander mag zijn wie hij is. Dát die ander er mag zijn.
We vergeten vaak dat onze wereld groter is dan onze eigen werkelijkheid. We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat er mensen zijn die door niemand gezien worden. Ik denk aan Jarek, een dakloze lieve man, die dood werd aangetroffen. Vermoord. Ik ben – met een foto van hem – zijn as gaan ophalen in het crematorium om voor zijn laatste afscheid te zorgen. Ach, zeiden ze daar, hebben we eindelijk een gezicht bij dit vrachtje.’
