‘Steeds meer ouderen meldden zich. De eerste week bracht ik de maaltijden nog zelf rond. Op een van de adressen deed een oude man open, zijn vrouw school angstvallig achter zijn rug. ‘Zet maar op de grond’, zei hij. ‘Mijn vrouw is erg ziek. Als zij besmet raakt, gaat ze dood. Ik wil haar nog niet kwijt.’ Dat greep me enorm aan. Ik geloof dat ik toen pas écht snapte wat deze situatie betekent voor mensen.
Het zette me aan het denken: er zullen veel mensen zijn die niet eens geld hebben voor een maaltijd. Ik kende hier in Dordrecht Mariska Wagner van stichting Maatschappelijk Betrokken Ondernemen, die ben ik gaan bellen. ‘Maris’ zei ik, moeten we hier niet iets mee? Toen ging het balletje rollen. We voorzien nu wekelijks 350 gezinnen van verse maaltijden.
Het raakt me enorm wat er intussen gebeurt. We mogen kosteloos koken in de keuken van een zorgcentrum, want onze keuken werd te klein. Als ik een leverancier bel voor apparatuur, zegt hij: ‘Nee joh, die hoef je niet te betalen, die krijg je van mij’. De groenteman belt dat hij nog honderd kilo peen heeft staan. De boer komt met aardappelen. En veel van mijn mensen staan als vrijwilliger in de keuken.
Er gebeuren mooie dingen als mensen andere mensen helpen. Misschien dat deze situatie ons wel terugroept naar de tijd dat elkaar helpen heel gewoon was. Mijn vader en moeder hielpen anderen ook altijd. Zo heb ik het zelf geleerd. Misschien is het wel de bedoeling dat we met elkaar ontdekken hoe dat ook alweer moet.’