‘Het doet veel met me, hun situatie. Wij worden allemaal gevraagd om thuis te blijven, zodat we elkaar niet kunnen besmetten. Maar zij hebben geen thuis; ze leven op straat. Net als ieder ander zijn ook zij bang om ziek te worden. Sommigen willen daarom niet de nachtopvang in, uit vrees voor besmetting. Ze missen een plek om te schuilen – en dat is heel erg.
Ik herken veel in ze. In hun ogen zie ik vaak de pijn die ik zelf ook ooit voelde. Dertien was ik, toen ik begon te blowen. Daarna volgde een leven met veel alcohol, cocaïne en xtc. De hele reutemeteut heb ik meegemaakt. Sinds twee jaar ben ik clean en ik volg nu een opleiding waarmee ik anderen kan helpen die zijn vastgelopen, ergens in hun leven.
Wat erg is als je aan de grond zit, is dat mensen langs je heen kijken. Je bestaat niet meer. Je durft dan ook niemand meer om hulp te vragen. Er moet dan maar net iemand voorbijkomen die jou ziet en zegt: ‘Goh joh, kan ik je ergens mee helpen?’ Ooit hoopte ik dat die ander zou komen. En nu, na een lange weg, ben ik het zelf die er voor de ander kan zijn.’