De community van Alle jongeren een thuis – bestaande uit jongeren en 27 initiatieven en organisaties – werkt al jaren volgens dit nieuwe paradigma om dak- en thuisloze jongeren beter te kunnen helpen. En dat werkt. Maar het gaat niet vanzelf. In Pakhuis de Zwijger praatten we met beleidsmakers, ervaringsdeskundigen, politici en mensen uit het veld over wat het inhoudt om vanuit het nieuwe paradigma te werken. Hoe kunnen we dit met elkaar versnellen, waar lopen organisaties tegenaan en hoe overwinnen we deze uitdagingen? Moderator deze avond was Dionne Abdoelhafiezkhan.
Strijdkreet
Na een korte introductie van Dionne, neemt Willem van Sermondt, programmaleider bij Kansfonds, het woord: “Alle jongeren een thuis. Ik heb de diepe overtuiging dat dit moet én dat het kan.” In zijn verdere betoog legt hij uit waarom dit geen feel-good-slogan is, maar een strijdkreet. Dat het hebben van een thuis niet alleen een recht is, maar dat dat recht bovendien geldt voor álle jongeren. Verder stelt hij dat dakloosheid primair een woonprobleem is dat op te lossen is met woonplekken. Hij sluit af met zijn intentie voor deze avond: nog meer medestanders vinden die samen met de community Alle jongeren een thuis het systeem komen hacken.
Dakloosheid als woonprobleem
Na dit openingsstatement nemen de leden van het eerste panel plaats achter hun microfoon: Thijs van den Enden (actieonderzoeker bij het Instituut voor Publieke Waarden), Marijke Aukema (directeur Bedrijf & Samenleving Haarlem), Jakob Stolk (projectleider Creative Change Agency) en Manna Prudon (ervaringsdeskundige vanuit ONSbank).
Thijs bijt het spits af en neemt het publiek mee in de betekenis van de term actieonderzoek. Hij licht toe dat het recent gepresenteerde position paper Daden eerst in feite een tussenuitkomst is van twee jaar actieonderzoek. Over de titel van het position paper is hij duidelijk: “De woorden zijn er nu. We merken dat we steeds minder kritiek op de uitgangspunten krijgen. Maar nu moeten we het echt gaan doen. De initiatieven binnen Alle jongeren een thuis proberen dat al jaren, maar lopen toch nog regelmatig vast”. Hij bevestigt daarna wat Willem eerder vaststelde: dak- en thuisloosheid moet niet gezien worden als zorgprobleem, maar als woonprobleem. Thijs haalt hierbij het uitgangspunt van Housing First aan: eerst een stabiele woonplek en vanuit die basis werken aan de eventuele andere problemen die er nog zijn.
Manna neemt het stokje over en deelt hoe zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden in de schulden terecht is gekomen. Ze vertelt hoe ze tussen wal en schip viel en niet voor schuldsanering via de gemeente in aanmerking kwam. Wat ze vooral lastig vond is dat de gemeente haar ook niet goed kon vertellen waar ze dan wél terecht kon. Via via kwam ze bij ONSbank, één van de organisaties uit de community Alle jongeren een thuis, en dat voelde meteen als een warm bad. Hier werd ze als mens behandeld en voelde ze zich gehoord. De tip die ze meegeeft aan mensen die bij gemeenten werken: “Luister echt en probeer zorg op maat te leveren. Er zijn veel organisaties die jongeren zoals ik willen helpen, maar dan moeten we ze wel kunnen vinden. Er mist een stukje doorverwijzing”.
Regels aan de kant
Marijke onderstreept het belang van werken vanuit het nieuwe paradigma. Ze vertelt hoe zij met haar stichting Bedrijf & Samenleving 15 jaar geleden is gestart met het mentorproject, hoe daar vervolgens tijdelijke woonplekken bij zijn gekomen en waarom ze nu uitsluitend met permanente woonruimte werken: “We zagen al snel dat jongeren na een jaar al weer nerveus begonnen te worden omdat ze er weer uit moeten, terwijl ze nog lang niet tot rust zijn gekomen en nog niet weten hoe of wat verder. We zijn nu heel duidelijk naar partijen die woonruimte beschikbaar stellen: we willen dat de jongeren er permanent kunnen blijven wonen en anders doen wij het niet. Punt.” Ze legt uit dat het voor hen goed werkte om de vele regels aan de kant te schuiven en niet van te voren te bedenken wat er allemaal mis kan gaan: “We vinden een oplossing als we de drempel tegenkomen en kijken dan hoe we de weg verder samen kunnen vinden”. Thijs merkt op dat de werkwijze die Marijke beschrijft bij uitstek actie onderzoek is: doen wat nodig is, de hobbels die je tegenkomt overwinnen en laten zien dat het werkt.
Drie eenheid
Bij Creative Change Agents in Lelystad staat de persoonlijke ontwikkeling van de jongere centraal. Projectleider Jakob Stolk zegt hierover: “Wij zien ze om hun talent, om wat ze kunnen, wie ze zijn. Ze komen binnen met een idee, soms ook met een hulpvraag. Maar we zien ze om hun potentie”.
Op de vraag van Dionne wat de kern is van de verhalen van Manna, Marijke en Jakob, vat Thijs treffend samen dat dit precies de drie eenheid is waar het in de community over gaat: als eerste pijler altijd wonen, een permanente woonplek. Gevolgd door de tweede pijler bestaanszekerheid, waar ook financiën bij hoort. En tenslotte de derde pijler die bestaat uit een netwerk, mensen om te ontmoeten, talenten om te ontwikkelen. Thijs: “Ik zou iedere gemeente een combinatie van deze drie gunnen, om op deze manier hierin samen te werken”.
Na een muzikale onderbreking is het de beurt aan het tweede panel van de avond: Vaish Paltantewari (ervaringsdeskundige ondersteuner Straat Consulaat), Maarten van Ooijen (staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport), Thijs Honig (directeur Maatschappelijke opvang Den Bosch) en Diana van Loenen (wethouder van Haarlem).
Schoolrapport
Om het proces te kunnen versnellen, om dak- en thuisloosheid echt uit te kunnen bannen, is volgens Vaish allereerst woonruimte nodig. Daarnaast vindt ze het van groot belang om in te zetten op preventie, zodat veel uithuiszettingen voorkomen kunnen worden. En hoewel ze het uitgangspunt om dakloosheid uit te bannen voor 2030 prachtig vindt, is het Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis wat haar betreft niet concreet genoeg. Iets wat ook duidelijk naar voren komt in het schoolrapport dat het jongerenpanel maakte; ja, er staan zesjes in dit rapport, maar ook drieën. Het ontbreekt volgens Vaish en het jongerenpanel aan concrete actielijnen. De staatssecretaris erkent dit en geeft toe dat het plan soms algemener geformuleerd is dan hij zou willen. Eén afspraak die volgens hem wel degelijk concreet is, is dat alle centrumgemeenten samen met de regiogemeenten er omheen een plan gaan maken voor het uitbannen van dakloosheid. In dat plan moet het centrale uitgangspunt, net als in het nationale plan, wonen eerst zijn.
Diana geeft aan dat ze het actieplan enerzijds als steun in de rug ervaart, ze vindt de ambitie heel mooi. Anderzijds vraagt ze zich af wat het rijk hierin gaat doen, of het niet teveel bij de gemeente wordt neergelegd. Juist omdat een deel van het probleem in die krappe woningmarkt zit. Ook zij benadrukt daarnaast het belang van preventie, van vroegsignalering.