‘Snap je het allemaal wel, Peter?’

Peter heeft tijden heel krap gezeten. Hij bleef na de scheiding zitten met een hoge hypotheek. Moest zorgen voor een zoon die hulp nodig had. Raakte zijn baan kwijt. En kwam niet meer aan de bak. Elke cent moest hij drie keer omdraaien. ‘Het erge is dat mensen je anders zien dan hoe je werkelijk bent.’

‘Ik had het gewoon goed voor elkaar, ook al moesten we leven van heel weinig. Ik heb zelf niet veel nodig. Alles scharrelde ik voor bijna niks bij elkaar: brood, fruit, speelgoed, kleding. Het lukte zelfs om een autootje voor de deur te hebben. Je wil niet weten wat dát bij sommige mensen oproept. ‘Joh, waar dóé jij dat allemaal van?’, vragen ze. Hoezo, antwoord ik dan. ‘Nou, je hebt toch een uitkering?’ Of ze zeggen: ‘Wat doe jij de hele dag thuis, zou je niet eens gaan werken?’ Anderen zeggen het niet, maar in hun blik is te lezen hoe ze over je denken. Mensen maken een beeld van je dat geen recht doet aan wie je bent. In het begin sprong ik erbovenop, hup, in discussie met ze. Later dacht ik: zonde van mijn energie. Het heeft bovendien geen enkele zin.

Wantrouwen

Het komt ook voor dat mensen denken dat je dom bent – gezien je situatie. Dat is uitermate pijnlijk. Laatst ben ik uit de bewonerscommissie van de woningcorporatie gestapt. Tijdens een bijeenkomst ontstond er een politieke discussie. Zegt er eentje ineens: ‘Snap je het allemaal wel, Peter?’ Hoezo, vroeg ik? ‘Nou, omdat je niet werkt.’ Ik dacht: wie is hier nou de dommerik?

Wat me het diepste raakt is wantrouwen. Als mensen ervan uitgaan dat je de boel belazert, terwijl je heel goed van jezelf weet dat je niet zo in elkaar steekt. Een tijdje terug heeft de gemeente een anonieme melding gekregen dat ik zwart zou werken. Ik weet wie dat telefoontje heeft gepleegd; een familielid met wie ik enorme ruzie heb. Ik moest me bij de gemeente melden en het gesprek begon niet fijn. Niemand die zegt: ‘Peter, joh, we vinden het heel vervelend, maar we moeten het even checken.’ Snap ik, natuurlijk. In plaats daarvan voel je gelijk dat ze je niet geloven, wat je ook zegt. Ze speuren je Facebookpagina’s af. Ze komen zelfs langsrijden in de straat om te kijken of je wel thuis bent.

Ontluisterend

Uiteindelijk is het goed gekomen. Maar alles eromheen is ontluisterend. Je voelt je opgejaagd. Er wordt in je persoonlijk leven gesnuffeld. Je krijgt de suggestie om een vaste aansluiting voor je telefoon te nemen in plaats van een mobiel. Want als ik dan thuis ben, kunnen ze me bereiken. Maar ze bedoelen: dan kunnen we controleren of je er wel regelmatig bent. Maar wat zegt het als ik niet opneem? Misschien heb ik wel een uitgebreide vriendenkring die ik graag bezoek. Je staat er per definitie niet goed op. Je kunt bovendien nauwelijks bewijzen dat je iets níét hebt gedaan.

Goed gebekt

Het is aanvankelijk pijnlijk hoe mensen soms naar je kijken. Je voelt je de grond ingetrapt. Maar ik kreeg er ook een dikke huid van. Inmiddels boeit het me niet meer. Ik was al goed gebekt, maar daar ben ik nog beter in geworden.

Laat je verrassen

Wat ik anderen zou willen meegeven? Help elkaar eens wat meer. Er is altijd wel iemand die het minder heeft dan jij. Drink eens samen een kop koffie en laat je verrassen door wie je ontmoet en door wie er achter de buitenkant schuilgaat. Ga ervan uit dat de meeste mensen deugen. En ja, er zal altijd wel iemand zijn die de boel bedriegt. Maar dat geldt toch niet voor iedereen? Als je mensen beoordeelt, is niet de ander het probleem. Maar jijzelf.’

Tekst door Cecile Vossen, beeld door Marieke Odekerken.

Lees ook